Skip to main content

Zoekbalk J4

Portret Mirjam Hagen: Als ik iets wil, dan ga ik ervoor

mirjam2

Ze werd ooit diëtiste omdat ze mensen wilde helpen. Nu is Mirjam Hagen alweer negen jaar bestuurder van QuaRijn. Over haar carrière en haar leven kan ze een boek schrijven, en dat zou ze misschien eens moeten doen. Een gesprek met een bevlogen vrouw die niet houdt van oeverloos geklets, maar van aanpakken.

Had je ooit verwacht dat je bestuurder zou worden van een organisatie als QuaRijn?
“Nee joh. Wat weet je van het leven als je van de middelbare school komt en een beroep moet gaan kiezen? Op die leeftijd moet je je als mens nog helemaal ontdekken en ontwikkelen. Ik wist alleen dat ik graag mensen wilde helpen. Daar heb ik een beroep bij gekozen en dat is diëtiste geworden. Dat ik ooit op een plek als deze terecht zou komen, was zeker niet gepland. Sterker nog. Ik kom uit een arbeidersgezin waar witte boorden - het werk wat ik nu doe - werden verafschuwd. Je moest met je handen werken, een vak leren, dan was het goed. Zo ben ik opgevoed. Dat is denk ik ook de reden waarom ik niet hou van oeverloos bestuurlijk geklets. Ik wil gesprekken met inhoud, iets kunnen betekenen voor de kwetsbaren voor wie ik ben aangenomen en voor de mensen die het moeten doen. Als je daar eerst jaren over moet praten, vind ik dat we onze kostbare tijd aan het verdoen zijn en raak ik geïrriteerd.”

Je hebt natuurlijk wel een functie waarin veel wordt ‘gekletst’…
“Dat wil nog niet zeggen dat je daar oneindig mee moet doorgaan. Natuurlijk is het goed om met elkaar te overleggen, om plannen en concepten te bedenken en samen te werken, maar wel met een duidelijk doel voor ogen. Dat vind ik het mooie aan QuaRijn. We dóen het hier gewoon.” Maar goed, je bent jong en je wordt diëtiste omdat je mensen wilt helpen. Is dat gelukt? “Niet altijd, zoals het ook nu niet altijd lukt om iedereen te helpen. Ik heb een leuke en leerzame tijd gehad als diëtiste. Eerst met mijn eigen praktijk, later als docent voedings- en dieetleer aan een opleiding voor kraamverzorgenden en daarna via de kruisvereniging in de wijk. Het mooie van diëtiste zijn is dat je geen instrumenten hebt om mee te werken. Je bent geen verpleegkundige die een injectie kan geven of een fysiotherapeut die kan masseren. Je hebt hooguit een weegschaal en lijstje met goed bedoelde adviezen om heel veel verschillende mensen te helpen om hun gedrag te veranderen en gezonder te gaan leven. Daar zaten ook mensen tussen die zeiden: ‘Zoek jij het uit met je mooie ideeën, ik doe daar niet aan mee’. Ik heb in die tien jaar als diëtiste duizenden mensen begeleid en daarmee heel veel mensenkennis opgedaan die me nu nog steeds van pas komt. In die tijd heb ik geleerd dat je nog zoveel mooie plannen kunt bedenken, als je de mensen die daarbij betrokken zijn niet kunt overtuigen, inspireren, faciliteren en stimuleren, bereik je helemaal niets.”

Je hebt het over een leuke tijd, maar je bent geen diëtiste gebleven…
“Vooral het werk in de wijk vond ik heel leuk. Ik ging op huisbezoek bij mensen die terminaal waren om te kijken hoe ze toch nog wat te eten binnen konden krijgen en hielp groepen mensen met een verstandelijke beperking met afvallen. Maar de spreekuren, waarbij je de hele dag op een stoel in je spreekkamer zat, vond ik vreselijk. Die dagen duurden wat mij betreft veel te lang. Bovendien wilde ik verder groeien, mezelf ontwikkelen. Dus ben ik, naast mijn baan, weer naar school gegaan. Best wel een ding, want mijn man Ed besloot in die tijd ook weer fulltime te gaan studeren, dus we hadden geen cent. Gelukkig kon ik mijn opleiding – ‘Voeding van de Mens’ in Wageningen – in deeltijd doen, zodat er nog een beetje geld binnenkwam.”

Waarom heb je voor deze studie gekozen?
“Omdat je daar de richting Vrije Oriëntatie kon doen. Ik kreeg vrijstelling voor de onderdelen die met voeding te maken hadden en kon me vooral richten op vakken zoals bedrijfskunde, organisatiekunde en marketing. Zes jaar later haalde ik – hoogzwanger van mijn tweede - mijn ingenieurstitel. Precies in de periode waarin bedrijfsmatigheid in de zorg een hot item werd. Tot die tijd waren er onbeperkte budgetten en werd er nooit nagedacht over wat de zorg moest of mocht kosten. Dat veranderde toen radicaal. Geld ging opeens een rol spelen. De zorg werd gerationaliseerd en er werden kostenanalyses op losgelaten. Ik heb het eerste strategische marketingplan voor de thuiszorg geschreven, met de veelzeggende titel ‘More for Less’. Nu kan ik nog wel eens denken: wat jammer dat we toen die weg zijn ingeslagen. Maar in die tijd was dat heel vernieuwend. En, net als nu, hadden we toen ook geen glazen bol om in de toekomst te kijken. Wat het wel heeft opgeleverd, is dat we nu beter kijken naar hoe we het doen en hoe het beter kan.”

Is dat de drang naar vernieuwing die je ook nu nog drijft?
“Na mijn studie kon ik beginnen als projectleider bij het Kruiswerk Amstelland en Meerlanden en al in het tweede jaar werd ik gevraagd om de fusie tussen gezinszorg en kruiswerk te gaan organiseren. Van die tijd herinner ik me nu nog de hoeveelheid energie die ik daaruit haalde. De dagen waren tijdloos. Als ik ’s avonds terugreed van mijn werk, leek het alsof de dag nog maar net begonnen was. Het was spannend en vernieuwend en ik mocht daaraan bijdragen. Ik ben diëtiste geworden omdat ik mensen wilde helpen. Daarna leerde ik dat ik het ook heel belangrijk vind om samen dingen te bereiken en het verschil te kunnen maken.”

Dat klinkt alsof je carrière ook een persoonlijke ontwikkelingsreis is geweest…
“Dat is het zeker en ik denk dat dat voor iedereen geldt. Tenminste, ik gun het iedereen om een eigen, unieke weg te vinden in het leven. Als ik daar als bestuurder aan kan bijdragen, is dat prachtig. Met alle obstakels die daarbij horen. Bij mij is het ook met vallen en opstaan gegaan. Na die periode als projectleider is mijn carrière in een stroomversnelling gekomen en heb ik talloze verschillende functies in heel Nederland gehad. Maar ik heb ook in een organisatie gewerkt waar ik compleet ben vastgelopen omdat de raad van toezicht een heel andere agenda bleek te hebben dan de taak waarvoor ik was aangenomen. Ik ben daar bijna aan onderdoor gegaan en kreeg ook last van mijn gezondheid. De energie die ik kreeg in andere banen, werd toen letterlijk uit me weggezogen. Ik heb begeleiding gezocht en vanaf die tijd ben ik beter naar mijn eigen lichaam gaan luisteren. Als iets niet goed voelt, dan uit ik dat of doe ik het niet.”

QuaRijn voelt goed?
“Absoluut, anders was ik hier niet al negen jaar geweest. De vernieuwingsdrang die ik mijn leven lang al heb gehad, kan ik hier volop kwijt. We zijn bij QuaRijn met dingen bezig waar bestuurders van andere organisaties nog over dromen. Voor mijn gevoel ben ik ook nog lang niet klaar. We zitten nu volop in een fase waarin we de ouderendienstverlening gaan veranderen en vernieuwen. Een reis die we samen gaan maken en waar ik opnieuw heel veel energie uit haal. Het is een enorme uitdaging voor iedereen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat we het voor elkaar krijgen. Juist omdat we QuaRijn zijn.”

Je bent nu 63. Hoe zie je je eigen oude dag?
“We hebben net afscheid genomen van mijn schoonzusje die zes weken geleden te horen kreeg dat ze alvleesklierkanker had. Ze is maar 59 geworden. Dan word je opnieuw geconfronteerd met de eindigheid van het leven. Natuurlijk ben ik me bewust van de fysieke achteruitgang die hoort bij ouder worden, maar ik hoop vooral dat ik nog heel lang kwaliteit van leven mag ervaren. Of mijn leven dan uiteindelijk een paar jaar langer of korter duurt, vind ik minder belangrijk.”

Je hebt drie kinderen, een glansrijke carrière en ook nu nog een baan die veel van je eist. Hoe hou je het vol?
“Mijn leven is goed gevuld, dat mag je wel zeggen. Mijn kinderen zijn weliswaar al 32, 30 en 27, maar een van hen heeft nog steeds veel zorg nodig. Bovendien leven mijn ouders – die overigens ontzettend trots zijn op het werk dat ik nu doe – nog. Die wil ik ook bijstaan als dat nodig is. En dan is er natuurlijk nog mijn man Ed met wie ik al vanaf mijn zeventiende jaar samen ben. Ik ben iemand met een enorme drive. Als ik iets wil, dan ga ik ervoor. Ik leer nu Italiaans omdat ik dat een prachtige taal vind die ik graag vloeiend wil kunnen spreken. Maar ik ga ook drie keer per week hardlopen in de duinen omdat ik dat heerlijk vind en omdat het goed voor me is. En ik heb een mountainbike die regelmatig tevoorschijn komt. Als ik echt tot rust wil komen, dan gaan we zeilen. Het IJsselmeer op, de wind door je haren en dan aanleggen in een van die heerlijke stadjes. Na al die jaren ben ik nog steeds niet uitgekeken op Hindeloopen.”